Iets ten zuiden van de Sint Joris Baai (Sint Jorisbaai, St. Jorisbaai), in het zuidoosten van Curaçao, bevindt zich Landhuis Klein Sint Joris (Landhuis Klein St. Joris). Dit landhuis heeft als bijnaam Chinchó Chiki. Nabij Landhuis Klein Sint Joris bevinden zich twee andere historische landhuizen: Landhuis Choloma en Landhuis Postiljon. Van Landhuis Choloma resteren slechts nog enkele muren. Het lot van Landhuis Postiljon is niet veel beter: van dit landhuis is alleen nog maar de fundering over.
De Sint Joris Baai is een van de vele baaien van Curaçao. De grootste en belangrijkste baai van het ABC-eiland is het Schottegat. Het Schottegat is zelfs een van de grootste natuurlijke havens van de wereld. De Sint Joris Baai is uitermate geschikt voor verschillende vormen van waterrecreatie waaronder zwemmen, snorkelen en kitesurfen. Bij de Sint Joris Baai kun je ook met paarden door het water stappen: erg leuk voor de edele viervoeter en de ruiter.
Landhuis Klein Sint Joris beschikt over een zadeldak met puntgevel. Aan de ene kant van dit zadeldak bevinden zich twee dakkapellen en aan de andere kant zijn er vier dakkapellen op te tekenen. Landhuis Klein Sint Joris heeft een hangend balkon; hetgeen een zeldzaamheid is onder de Curaçaose landhuizen. Vlak voor Landhuis Klein Sint Joris bevindt zich een vierkante toren met tentdak. Het is onduidelijk waar deze toren voor diende.
Plantage Klein Sint Joris is een van de oudste plantages van Curaçao: de plantage dateert van 1635 en werd gesticht door Matthias Beck. Beck was een onderdirecteur van de West-Indische Compagnie (WIC). Op Plantage Klein Sint Joris werden dieren gehouden en planten geteeld. Zo werd op Plantage Klein Sint Joris suikerriet gekweekt. Landhuis Klein Sint Joris werd aan het einde van de 18de eeuw gebouwd.
Nadat de WIC Curaçao veroverde, richtte zij heel snel compagnieplantages op. Op deze compagnieplantages werd voedsel verbouwd voor het personeel van de WIC en voor de slaven die uit Afrika onder erbarmelijke omstandigheden naar Curaçao waren vervoerd. Daarnaast ontstonden op het Benedenwindse Eiland heel snel particuliere plantages. Deze particuliere plantages kwamen in bruikleen van de familieleden en vrienden van bestuurders.
Een plantage op Curaçao bestond uit drie onderdelen: hofje, mondi en kunuku. Bij het hofje was, door toedoen van een hoog grondwaterpeil, de grond het meest vruchtbaar: daar werden vruchtdragende bomen en groentes verbouwd. Op de mondi stond het vee: koeien, schapen en geiten konden daar grazen. Op de kunuku was men afhankelijk van de hoeveelheid regen die viel tijdens het regenseizoen. Gedurende een goed regenseizoen was de productie op de kunuku hoog. Op de kunuku werd voornamelijk sorghum verbouwd: een graansoort die droogtebestendig is. Van sorghum werd vervolgens funchi gemaakt.
In tegenstelling tot de plantages in Suriname, waren de plantages op Curaçao niet erg lucratief. De plantages op Curaçao gaven de eigenaren vooral heel veel status. Curaçao telde ongeveer 100 plantages. Het leeuwendeel van deze plantages was bovendien heel klein. Suriname daarentegen bezat meer dan 450 grote plantages waar enorm veel geld mee werd verdiend.
Woonhuis.
Landhuis Klein Sint Joris en het terrein zijn niet toegankelijk voor belangstellenden.
Choloma z/n, Curaçao
Terug naar het overzicht landhuizen op Curaçao.